Nieuwsberichten
Verhaal van vrijwilliger Liesbeth Quaadgras
‘Niet iedereen kan dit werk doen’
Al 36 jaar probeert Liesbeth Quaadgras (85) een glimlach op het gezicht van de bellers te tonen. En daar slaagt ze vaak in. De vrijwilliger ontving voor onder meer haar inzet bij De Luisterlijn zelfs de titel Ridder in de Orde van Oranje Nassau. De Hoensbroekse vertelt wat zij meemaakt tijdens en leert van haar diensten.
“Ik herinner me een van mijn eerste telefoontjes nog goed. Een man belde, omdat hij met een lekke band langs de snelweg stond. Niet zo gek dat hij bij ons uitkwam, aangezien we toen nog SOS Telefonische Hulpdienst heetten.
Sindsdien is er veel veranderd. We belden in het begin bijvoorbeeld nog met een ouderwetse bekabelde telefoon en hadden een rolodex, een soort ronddraaiend telefoonboekje waarin alle nummers stonden van sociale diensten. Nu staat alles in de computer of vind je het op internet. Daarnaast zijn we tegenwoordig een landelijke organisatie. Toen ik begon, werkten we nog voor de provincie.
Heel veel geduld
Ik doe dit werk sinds de jaren tachtig. Mijn man en ik kwamen terug in Nederland, na een lange tijd in het buitenland. Hij ging hier aan het werk, onze kinderen studeerden in Amerika. Ik zat alleen thuis. De muren kwamen al snel op me af. Via De Vrijwilligerscentrale kwam ik bij De Luisterlijn terecht. Ik kreeg een goede opleiding, kundige begeleiding en voelde bij de kennismaking direct een goede klik met de andere vrijwilligers.
Tijdens die opleiding van zes weken leerde ik vooral dat je heel veel geduld moet hebben. Ook al vertelt een beller een verhaal dat je al eens eerder hebt gehoord. Je moet echt met aandacht luisteren. Bijvoorbeeld naar mensen die eenzaam zijn. Dat is een van de belangrijkste problemen die we in ons werk tegenkomen. Op mijn leeftijd vallen heel veel personen om je heen weg en blijf je alleen over. Je gaat ook lichamelijk achteruit. Dat kan echt zwaar zijn.
Ik probeer bij iedere beller iets op te pikken waar ik ze een compliment over kan geven. Iets wat ze goed hebben gedaan. Daarvoor moet je intensief luisteren en dat kost veel energie. Soms duren gesprekken erg lang. Als het tijd is om af te ronden, vraag ik weleens: 'Ben jij niet moe? Ik wel.'
Open einde
Ik kan de gesprekken goed loslaten na mijn dienst. Maar je hebt natuurlijk uitzonderingen. Zo had ik eens een vrouw aan de lijn, die het slachtoffer was van huiselijk geweld. Ze wist niet waar ze heen kon, maar wilde in ieder geval niet thuisblijven. Ze zei dat ze op de stoep ging zitten, net zolang tot iemand haar mee zou nemen. Ze had inmiddels al zoveel over haar omgeving verteld, toen werkten we nog regionaal, dat ik wist waar ze zat. Ik moest langs die stoep, op weg naar huis. Toen wist ik niet zo goed wat ik zou doen, als zij daar nog zat. Gelukkig was ze al weg.
Ons werk heeft altijd een open einde: je kent de afloop niet. Het geeft me hoe dan ook voldoening als iemand lachend afsluit. Hoe lang iemand blijft lachen, dat weet ik niet. Maar de beller ziet het in ieder geval weer even zitten.
Gebroken vliezen
Mijn allerleukste telefoontje ooit? Dat was tijdens een nachtdienst. Ik hoorde een vrouwenstem aan de andere kant van de lijn. Ze zei: ‘Mijn vliezen zijn gebroken.’ Ik dacht: potverdorie meid, dan moet je mij niet bellen, maar de vroedvrouw. Het bleek mijn dochter te zijn. Ik herkende haar stem niet. Mijn man en ik zouden de week daarna gaan kramen bij haar in Amerika, maar haar bevalling was al begonnen.
Reacties
Dankzij mijn ervaring kan ik goed met verschillende situaties omgaan. Ook als een beller boos op je wordt. Ik had laatst nog iemand aan de lijn, die vond dat ik veel te vrolijk opnam. Zij hing direct weer op. Dat trek ik me niet aan: zo ben ik en zo werk ik. Voor nieuwelingen is het lastiger om zo’n incident in perspectief te plaatsen.
Het is natuurlijk leuker om complimenten te krijgen. Dat gebeurt gelukkig ook regelmatig. Onlangs vroeg een man of ik niet met hem wilde trouwen. En een jonge vrouw zei: 'Ik wou dat u mijn moeder was.' Dat vind ik heel leuk om te horen. Dan heb je blijkbaar de juiste snaar geraakt.
Geen drempel
De kracht van De Luisterlijn is dat we altijd bereikbaar zijn, ook in de nacht. Allerlei hulpverleners verwijzen naar ons. Zelfs de politie als iemand op het station staat en voor de trein wil springen. Het is ook een kracht dat onze drempel heel laag is. Sterker nog, we hebben geen drempel. Iedereen wordt gehoord. En krijgt een vakkundige, geschoolde vrijwilliger aan de lijn. Hopelijk krijgen we snel meer vrijwilligers, want die hebben we nodig. Maar niet iedereen is hier geschikt voor.
Ik haal wekelijks weer meer energie uit mijn werk, dan dat ik erin stop. Je kunt echt wat betekenen voor mensen. Ik ga graag nog een tijdje door.”